Het huidige paardengebit is het resultaat van miljoenen jaren evolutie. Hierbij adapteerde het paard zich aan een veranderende omgeving. Van een bladeter niet groter dan een hond evolueerde het paard tot een echte ‘grazer’. De tanden ontwikkelden zich in functie van een grasdieet. Snijtanden (12) om het gras af te snijden en duurzame kiezen om dit gras verder fijn te malen. De kiezen van een paard zijn erg slijtage-bestendig, ze hebben bovendien een erg onregelmatig kauw vlak om het contactoppervlak te vergroten en de maalfunctie nog te verbeteren. De 6 kiezen in elk kwadrant van de mond (24 in totaal) fungeren elk als 1 eenheid. Vergelijk dit met de maalstenen van een molen. Elke paardenkies slijt in de loop der jaren langzaam af. Dit wordt gecompenseerd door de reservekroon van de tand die aan eenzelfde ritme uit de tandkas tevoorschijn komt. Een jong paard heeft dan ook erg lange tanden (7 tot 9 cm) waarvan slechts een klein gedeelte (de zichtbare kroon) zich in de mondholte bevindt. Uw paard heeft nood aan een regelmatige gebitscontrole om dit natuurlijke slijtageproces te kunnen opvolgen.
- 2-5 jarige paarden: deze groep van paarden zijn volop melktanden aan het wisselen en krijgen stilaan al hun definitieve tanden. Persisterende melktanden, scherpe glazuurpunten en wolfskiesjes kunnen in deze periode veel hinder veroorzaken. Laat in elk geval de mond van uw paard controleren alvorens u voor het eerst een bit hanteert.
- +5 jarige paarden: deze paarden horen hun volledig definitieve gebit te hebben. In deze leeftijdsgroep is preventie het sleutelwoord. Paarden die doorheen hun leven regelmatig gebitsverzorging te beurt vielen houden gemiddeld 5 jaar langer een gezond gebit en verkeren op oudere leeftijd in een betere conditie.
- +15 jarige paarden: vanaf deze leeftijd wordt het belangrijk om ouderdomskwalen tijdig te detecteren en behandelen
Een pijnvrije en nageeflijke paardenmond is simpelweg onmisbaar in een harmonieuze communicatie tussen ruiter en paard. Het is dan ook essentieel dat het paard tijdens deze communicatie geen hinder ondervindt. Onder andere wolfstandjes, een niet aangepast bit, wangletsels of lagendruk kunnen veel frustratie bij ruiter en paard doen ontstaan. In erge gevallen wordt het paard zonder meer onhandelbaar. Net als in de humane tandheelkunde en in de geneeskunde in het algemeen ligt ook bij paardentandheelkunde de nadruk op preventie. Helaas is het als eigenaar niet zo eenvoudig om tandproblemen bij uw paard vast te stellen. De meeste paarden tonen bij (beginnende) tandproblemen helemaal NIETS. Pas als het ziekteproces in een vergevorderd stadium is aanbeland worden de klachten erg duidelijk. Vaak is volledig herstel dan helaas niet meer mogelijk.
Een goede gebitscontrole bestaat uit een aantal essentiële onderdelen. Ten eerste wordt de eigenaar gevraagd naar mogelijke wijzigingen in gedrag en voederopname en wordt gepeild naar rijtechnische problemen. (In het vakjargon wordt dit ‘de anamnese’ genoemd).
Vervolgens wordt het paard in zijn geheel bekeken (leeftijd, conditie, eetgewoontes enz.) In het bijzonder wordt het hoofd geïnspecteerd o.a. ter controle op asymmetrie, zwellingen en neusvloei. De eigenlijke gebitscontrole begint met de snijtanden (en eventuele haaktanden). Ook de beweeglijkheid van de onderkaak ten opzichte van de bovenkaak kan zo gecontroleerd worden. Controle en behandeling van de kiezen dient te gebeuren bij een geopende mond. Hiervoor is een goede en veilige mondsperder noodzakelijk. Naast zo een mondsperder is goed licht, op de sperder zelf of een gedegen hoofdlamp en een manier om het hoofd stabiel op ooghoogte te houden (statief of ophangsysteem) noodzakelijk.
Bij de behandeling wordt gebruik gemaakt van een groot gamma aan (elektrische) vijlen, probes, spiegeltjes, tangetjes, wortelheffers etc. Tijdens de behandeling laat de dierenarts u actief meekijken en voelen en zal zijn bevindingen en behandelingen duidelijk maken aan de hand van een rapport. Controle van het paardengebit kan bij veel paarden zonder sedatie (versuffing), een grondige inspectie en behandeling met (elektrische) apparatuur vergt echter vaak een lichte sedatie van de patiënt. Dit maakt het werk makkelijker en veiliger voor alle partijen. Indien deskundig uitgevoerd (per injectie enkel door de dierenarts!), dan houdt dit nauwelijks risico’s in voor het paard.
Onze praktijk is uitgerust met het nieuwste, geavanceerde materiaal zodat de gebitsbehandeling zorgvuldig en met de hoogste kwaliteit kan worden uitgevoerd. Een gebitsbehandeling kan zowel bij u op stal als op onze praktijk uitgevoerd worden. Voor het maken van een afspraak of verdere inlichtingen staan wij u graag te woord.
Het is uiteraard onmogelijk alle gebitsaandoeningen hier te beschrijven maar onderstaande lijst geeft u vast een overzicht van een aantal vaak voorkomende aandoeningen.
Bij een overbeet komt de bovenkaak verder naar voren tov de onderkaak, bij een onderbeet is er sprake van het omgekeerde. Bij een normaal paardengebit staan de snijtanden mooi op elkaar wanneer het hoofd in een gebogen positie gehouden wordt. Vele lichte gevallen van over-en onderbeet veroorzaken weinig problemen.
Deze benamingen worden gebruikt om de curve van het snijvlak van de snijtanden te beschrijven.
Alle snijtanden van een paard bestaan eerst uit een melktand die gewisseld wordt voor een definitieve snijtand. Het wisselen van de snijtanden gebeurt in een welbepaalde volgorde en op welbepaalde tijdstippen. Wanneer echter deze melktanden – om wat voor reden dan ook – te lang aanwezig blijven in de mond kunnen zij een afwijkende stand van de definitieve tanden veroorzaken. Eveneens kan een afwijkend aantal snijtanden voorkomen.
Equine odontoclastic tooth resorption and hyper cementosis, deze relatief nieuw beschreven aandoening bij paarden komt reeds langer voor bij onder andere mens en kat. Het betreft een traag evoluerende aandoening waarbij typisch de snijtanden in verval komen. Erge ontsteking van het tandvlees en de vorming van dikke bolvormige wortels zijn duidelijke tekenen van deze aandoening. De ziekte wordt vooral gediagnosticeerd bij oudere paarden. In sommige gevallen dienen enkele tot alle snijtanden verwijderd te worden om de pijn weg te nemen (paarden zonder snijtanden kunnen overigens nog heel aardig uit de voeten).
Een fractuur van de snijtanden of kaak komt meestal door trauma. Met behulp van een cerclage kan er een beugeltje worden gemaakt, hierdoor kan de fractuur terug aan elkaar groeien. Bij een fractuur van de snijtanden wordt er meestal voor gekozen deze in zijn geheel te verwijderen.
De kiezen in de bovenkaak van het paard zijn breder dan deze in de onderkaak, bovendien is de bovenkaak op zich ook breder dan de onderkaak. Samen met de hellingsgraad van het kauw vlak maakt dit dat elk paard aanleg heeft tot de vorming van scherpe glazuurpunten aan de buitenzijde van de bovenkiezen (wangzijde) en aan de binnenzijde van de onderkiezen (tongzijde). Wanneer deze punten te groot of scherp worden kunnen zij respectievelijk de wangen en de tong beschadigen.
Hiermee wordt bedoeld dat een gedeelte van de eerste of laatste kies verder doorgroeit dan de rest van de kies. Meestal is dit te wijten aan het niet perfect op elkaar staan van de onder-en bovenkaak. Wanneer de bovenkaak iets verder naar voren komt dan de onderkaak ontstaat een voorste haak op de eerste kies bovenaan en een achterste haak op de laatste kies onderaan. Deze haken kunnen de (geringe) voor-achterwaartse beweging van de onderkaak belemmeren en kunnen eveneens omliggend weefsel beschadigen.
Deze is sterk te vergelijken met bovenstaande. Het grote verschil is dat hier de hele kies betrokken is in plaats van een gedeelte ervan
Bij een golfgebit is het kauw vlak van de kiezen niet overal even hoog. Een deel van de kiezen is langer, een deel korter. De overgangen verlopen bij een golf geleidelijk. Een trapgebit daarentegen wordt gekenmerkt door plotse overgangen in het kauw vlak. Vaak ontstaat dit ten gevolge van ontbrekende of gebroken elementen, een enkele keer door een te veel of tekort aan tanden.
Een diastemata is een ruimte tussen 2 opeenvolgende tanden. Vanwege de hoge krachten die een paard gebruikt tijdens het kauwen worden voedsel partikels in de spleetjes tussen deze kiezen geperst. Dit voer raakt opgesloten in deze ruimtes en begint snel te rotten. Er treedt vervolgens een ernstige en erg pijnlijke ontsteking van het tandvlees op. In erge gevallen wordt niet alleen het tandvlees maar eveneens de tandkas (bot) en de tand zelf aangetast. Paarden met diastemata hebben het doorgaans moeilijk met lange vezels. Ze maken vaak proppen van de kuil of voordroog.
Een kies kan op verschillende manieren en door verschillende oorzaken breken. Niet elke fractuur betekent een groot probleem. Veel hangt af van de (omvang van de) schade die is aangericht aan de vitale structuren van de tand. Bij het openen van een wortelkanaal ontstaat het risico op infectie met een chronische tandwortelinfectie tot gevolg. Ook kunnen losse fragmenten schade berokkenen aan omliggende structuren.
RX-opnames of andere medische beeldvormingstechnieken kunnen meer duidelijkheid geven over de omvang van de problemen en de beste behandeling.